Ik mis de metro. Toen bleek dat hij de hele zomer niet in Poortugaal en Rhoon zou stoppen door werkzaamheden aan het spoor, wist ik dat het vervelend zou zijn. Maar mijn gemis is vele malen erger dan verwacht. Het is bijna liefdesverdriet.
Ik ben dol op de metro. Ik neem ‘m vier dagen per week en jonge jonge: wat een feest. Voor de duidelijkheid: ik schrijf dit zonder ironie. De metro is mijn favoriete vervoersmiddel: het is snel, betrouwbaar, kan niet plots een andere weg in slaan en – belangrijk – hij komt om de tien minuten.
Ik groeide op in Belgisch Limburg in een stad met één trein en één bus per uur die ik ontelbare keren miste. Dan was het zitten en wachten in een verdacht ruikend stationnetje. Dit was nog voordat de smartphone ons ‘genas’ van de verveling, dus ik kon niets anders doen dan lezen of verdwalen in mijn fantasie. (Ik denk weleens dat ik daar, uit pure verveling, schrijver ben geworden).
Maar dat is nu niet meer aan de hand: elke tien minuten komt mijn vriend. En eens ik zit, doe ik vanalles onderweg naar Rotterdam: lezen, podcasts luisteren, mails beantwoorden. Soms ontmoet ik iemand en praten we wat, andere keren val ik in slaap. Maar zelfs dan word ik tijdig wakker: zelfs mijn soezend brein kent de rit.
In alles is de metro superieur. Het is niet voor niets dat we naar Albrandswaard verhuisden. We keken ook naar huizen in Oud Beijerland, bijvoorbeeld, maar dan zouden we overgeleverd zijn aan de auto of – nog erger – de bus.
Maandag zat ik in de vervangende bus op weg naar Slinge, waar ik de metro naar Rotterdam kon nemen. Buiten was het dertig graden, in de bus moet het tegen de veertig geweest zijn. Het is een primitief vervoersmiddel vergeleken met een metro: een bus rammelt en wankelt en wijkt plots uit. Je kan er niet rustig staan, de zitjes zijn kleiner waardoor je je medepassagiers veel te goed kunt ruiken. Lezen en mails beantwoorden lukt niet – de misselijkheid laat dat niet toe – en mijn podcast kon ik niet horen door de ronkende motor.
In Slinge sprintte ik de bus uit en sprong net voor het sluiten van de deuren de metro in. Hallo kameraad, fluisterde ik. Hij trok zoemend op en zong: neem plaats, vriend.
Deze column verscheen in De Schakel