Sinds twee weken werk ik niet meer vanuit huis. Gisterenavond, toen ik in een file was beland die op de radio werd genoemd, overviel me de ironie van de situatie: als ex-thuiswerker in een file belanden tijdens de hoogtijdagen van het thuiswerken. ‘Files als deze zijn tegenwoordig uitzonderlijk,’ klonk het op de radio. Ik stond als uitzondering middenin een uitzondering.
Ik heb mijn thuiskantoor ingeruild voor een werkruimte in het oosten van Rotterdam, achter een dijk die me scheidt van de Maas en uitzicht biedt op een moskee, het Feyenoordstadion en – wat verderop – de stad. Ver weg ben ik niet, maar zo voelt het wel. Behalve dit oude schoolgebouw, dat ik deel met beeldend kunstenaars, bevinden zich achter de dijk twee boerderijen die nu dienstdoen als congrescentra.
Mijn ateliergenoten ontvangen me hartelijk, we drinken samen koffie en wisselen verhalen uit over onze praktijken. Er wordt me verteld dat de tuin rondom het gebouw gezamenlijk wordt onderhouden en dat dit jaar de wilgen gesnoeid moeten worden. ‘Het is belangrijk dat dit spookhuis er bewoond uitziet,’ zegt S., ‘want ’s avonds worden hier weleens mannen afgewerkt.’ Die avond vraag ik aan mijn vriendin wat dat eigenlijk betekent. Ze lacht om mijn opluchting als blijkt dat het over seks gaat en niet over geweld. Het gebeurt me vaker dan je zou denken; na 10 jaar in Nederland leer ik nog wekelijks nieuwe woorden of uitdrukkingen.
Dat hij nog nooit een schrijver heeft ontmoet, zegt G. als hij me zijn atelierruimte laat zien. ‘En ik heb nog nooit een beeldend kunstenaar ontmoet,’ antwoord ik. Het is niet helemaal waar, maar soms denk ik dat de werkelijkheid de taal wel zal volgen. Daarom twijfel ik over het woord dat ik moet gebruiken: huur ik hier een atelier, studio, kantoor of schrijfhok? Ik ben er nog niet uit; hoe ik het noem zal invloed hebben op het werk dat ik maak.
G., die hier al ruim 40 jaar werkt, vertelt dat de hele omgeving vol huizen stond. Die werden lang geleden onteigend om de bocht uit de Maas te halen. Toen iedereen eindelijk weg was, waren de plannen ook verdwenen. Geen huizen met kinderen meer dus kwam de school leeg te staan. G.’s raam kijkt uit op de uiterste punt van de bocht, de oksel van de dijk. Alles wat ik zie was al jaren geleden klaar om te verdwijnen.