Doelloos

De lockdown is verlengd tot eind april en deze doet pijn. 

Ik maakte de fout mogelijke eindes te bedenken. Spectaculair waren mijn fantasieën niet; ik droomde van korte wandelingen zonder bestemming, liefst met twee, maar alleen leek me ook al prettig. Maar daar komt het de komende drie weken dus niet van. Na de aankondiging zette ik me op het balkon, verdrinkend in zelfmedelijden. Een ooievaar scheerde laag over de stad en ik besloot: ook mijn verbeelding gaat op slot.

El Mundo schreef dat ze niet meer deel zouden nemen aan de persconferenties over de lockdown: Sánchez wil alleen voorbereide vragen beantwoorden en staat geen vervolgvragen toe. De krant noemt het ‘fraude aan de burger’. Democratische vrijheden blijken lastig in dit soort situaties, ze staan in de weg, zijn nu niet zo belangrijk.

Op straat word ik vaak door de politie aangesproken, elke keer laat ik braaf de boodschappentas zien, mijn visum voor de buitenlucht. Een politieman met mondmasker, plastic bril, handschoenen en spatmasker zegt dat ik wel direct naar huis moet lopen, ik knik en vraag me af hoe lang ze de kudde nog onder controle kunnen houden: iedere dag lopen er meer mensen op straat. 

Fantasie is als democratie, een luis in mijn pels, een ongewenste herinnering aan vroegere vrijheden. En zelfs nu ik mijn hoofd in lockdown gedwongen heb, dringen er woorden door: lanterfanten, flaneren, sloffen, schokken. Woorden doordrenkt van trage doelloosheid. Dat is wat ik het meeste mis: simpelweg nergens heen wandelen. Niet meer gedecideerd naar die stinkende supermarkten moeten marcheren om daar te bedenken wat ik zal kopen om een boete te omzeilen. Terwijl we daar, tussen de rekken pasta, ontbijtgranen en bier, van elkaar weten wat we echt komen halen: openlucht, en verte, en gezichten, bomen en fonteinen.

Sinds half februari reis ik, samen met mijn vriendin, door Spanje. De komende (en hopelijk korte) tijd deel ik wat notities over Spanjes strijd tegen COVID-19. Op dit moment verblijven we in Jerez de la Frontera, in Andalusië.