Sinds een maand reis ik, samen met mijn vriendin, door Spanje. De komende (en hopelijk korte) tijd deel ik wat notities over Spanjes strijd tegen corona.
Jerez de la Frontera was ideaal omwille van de locatie: de stad ligt een uur ten zuiden van Sevilla, op een steenworp van Cádiz en vlakbij het prachtige park Doñana. Het leek een goed idee om hier minimaal een maand te blijven. Maar eerder vandaag raadde de premier van Spanje, Pedro Sanchez, af om nog te reizen, evenementen te bezoeken en het openbaar vervoer te gebruiken. De scholen gaan dicht – ook dit land op gaat slot.
Je voelt de paniek toenemen. Mensen zitten nog steeds op terrassen en sloffen door de straten, maar in de supermarkt zijn het vlees, de melk en het wc-papier uitverkocht. Bizar genoeg slaat men ook 5-literflessen olijfolie in.
In de stad werden de afgelopen dagen tribunes gebouwd voor de Semana Santa-processies. Tot nu toe repeteerde iedere avond een andere groep: ze liepen rondjes rond de kathedraal, in de maat van de muziek, met de draagbaar op hun schouders of relieken in hun handen. De Semana Santa is een heilige traditie van duizenden processies en Pasen nadert. Hoe Spanje zal reageren als het niet door kan gaan, durft niemand te voorspellen.
Ik kom onze huisbazin tegen op straat, ze zegt iets over het virus, maar door haar zwaar Andalusisch accent versta ik het niet. Ze kijkt verbaasd. Heb ik nog niet over het coronavirus gehoord? Nu begrijp ik het, zeg ik, natuurlijk weet ik ervan. Ze neemt wat afstand, zegt dat ik mijn handen moet wassen en beent snel weg met grote zakken vol boodschappen.
Enkele maanden voor ons vertrek volgde ik wat Spaanse les, ik wilde niet geheel onbeslagen ten ijs komen, en vorige week besloot ik ook hier wat lessen te nemen; ik heb nog steeds moeite met die weerbarstige verleden tijd. Maar ook die lessen zullen niet doorgaan. Totdat het virus is overgewaaid zal mijn Spaans zich beperken tot het heden en de toekomst.